terug

lezen

Pauze

Tamar Slooves

"Ze zeggen dat kleine mensen rechter lopen dan grote mensen."

kort verhaal
fictie

Ik sta geparkeerd voor een supermarkt. Mijn telefoon trilt. De ruitenwissers gaan onverstoord heen en weer en door de voorruit van de auto zie ik allerlei lijven in beweging. Jonge lijven die onder het afdak van de supermarkt in hun saucijzenbroodjes happen, oude lijven in doorzichtige poncho’s die hun rollators voortstuwen, lijven die maar blijven praten, lijven die hun buit overhevelen in hun voertuigen, onder paraplu’s verborgen lijven en vrolijke kleine lijven, verbonden aan haastige grote lijven.

Ze zeggen dat kleine mensen rechter lopen dan grote mensen. Grote mensen hebben eerder de neiging om krom te trekken. Met hun schouders in hun nekken en hun gebogen rugwervels richten zij hun blik op al het laags. Daar beneden moet je wezen, is de vooronderstelling, daar waar je de ene voetstap nog kan onderscheiden van de ander, daar waar vergezichten betekenisloos zijn en juist de kleine, de vluchtige en de momentane geneugten ineens binnen handbereik treden. Als je maar bukt.

De kleinen, op hun buurt, richten zich naar de hemel. Ze trekken resoluut aan het denkbeeldige koord dat hun hoofden met de wolken verbindt, alsof de lijn strakgetrokken wordt middels een katrol die zich daar ergens boven bevindt. Hoger! is de opdracht. Almaar hoger. Want wie niet ziet waartoe, kan net zo goed rechtsomkeert maken.

Zou de drang naar toenadering ongemerkt in onze lijven slijten? Lijven, verscholen achter boodschappentassen en dagritmes, steevast richtend op het onbekende, wachtend op een toevalstreffer om ooit zo’n gebukte of gehevene tegen het lijf te lopen? Dat al het slijten en richten en verkrampen en oprichten in één ontmoeting omslaat in iets dat zin had, iets dat klaarblijkelijk altijd al een doel in zich droeg?

Ik wil geloven dat mijn lijf niet hard hoeft te werken om een ander tegemoet te komen in hun richtingloze dwalen. Ik heb geen haast. De tijd laat me over het algemeen niet gauw opjagen. Het liefst verveel ik mij, maar misschien verwar ik de momenten die nog geen bestemming hebben met momenten waarin de bestemming zich onverwacht aankondigt.

De ruitenwisser schokt tegen het glas. Het is gestopt met regenen. In de verte plakken donkere wolken nog tegen de horizon. Geen opklaring waar je allerlei gevoelens aan zou kunnen toekennen. Geen bevrijdend moment waarin het grijsgrauwe plaatsmaakt voor zonneschijn met alle vrolijkheid van dien. Het wolkendek ligt als een filter tussen de zon en de aarde. Het schijnt eigenaardig. Kunstmatig.

Mochten plots de natuurwetten besluiten om de draaiing van de aarde, de stand van de zon en het voortschrijden van de tijd per direct te stoppen, dan zou dit wat mij betreft een uitstekend moment zijn. Ik zou de tijdloosheid verwelkomen alsof het altijd al mijn thuis was geweest.

Mijn telefoon trilt weer.

“Ik kom eraan.”

< lees meer< kijk meer